- Piet Sanders, Verklaring van het Bijbelboek Hooglied, [2016], p. 115-121
Naar een nieuwe visie 6:11-7:1
- Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [49]Eer ik het wist, [50]zette mij mijn ziel [op] de wagens [51]van mijn vrijwillig volk.
49. Dit schijnen nog de woorden des Bruidegoms te zijn. Als Hij
zegt: Eer Ik het wist; dat is te zeggen in der haast, onvermoed,
onvoorziens, vanwege mijn groot verlangen naar den hof. Alwaar Ik,
ziende en bevindende zo schone vruchten, heb Ik mijn volk als met
wagens voortgeholpen, het ook beschermende tegen hunne vijanden.
Dit kan men ook door het woord wagens verstaan, overmits men
eertijds wagens in den krijg gebruikte. Zie Joz.11:4, en
1 Sam.13:5, en elders meer. Sommigen verstaan hier de heilige
engelen.
50. Dat is: Ik zet mijzelven. Deze manier van spreken is zeer
algemeen in de Heilige Schrift; zie daarvan voorbeelden Ps.6:4;
Pred.7:28; hfdst.1 vs.7; Jes.1:14, en Jes.61:10 en elders meer. De
zin is: Ik werd bewogen door mijn vurige barmhartigheid en niet
door uwe verdiensten. Anders: mijne ziel; dat is mijne begeerte.
Zie Ps.27:12.
51. Of, van mijn edel, of prinselijk volk. Het Hebreeuwse woord
nadib, hetwelk hier gebruikt wordt, is te zeggen vrijwillig, of
goedwillig, of vrij, of edel, of prinselijk. Eenigen hebben hier:
op de wagens van Amminadib, makende van twee woorden een; ook
vindt men nergens in de Heilige Schrift wie deze Amminadib zou
wezen. Daarom is het beter dat men hier stelle: mijn vrijwillig
volk; te weten, de Christengelovigen, die gezegd worden vrijwillig
te zijn ten dage der macht, of des heirs; Ps.110:3. Het gepredikte
Woord met alle genegenheid ontvangende, Hand.2:41, en Hand.17:11.
- J.P. van de Giessen, Blog Aantekeningen bij de Bijbel
, [], July 9, 2010 De bloeiende wijnstok
- J.P. van de Giessen, Blog Aantekeningen bij de Bijbel
, [], January 18, 2012 Op de wagen van Amminadab
- Peter J. Leithart, Weblog
, [], February 23, 2010 Bible - OT - Song of Songs: Chariot of Amminadab
Andre LaCocque (Romance, She Wrote: A Hermeneutical Essay on Song of Songs) offers an intriguing interpretation of Song of Songs 6:12-13, well-known as one of the most difficult sections of the Song, a passage over which other commentators frequently despair. Through a series of verbal links, LaCocque suggests that the chariot to which verse 12 refers is the chariot of the ark, and that the background is the entryn of the ark into Jerusalem in 2 Samuel 6.
This makes sense of a number of details of the text.
“Chariot of Amminadab” would be linked to Abinadab, who housed the ark before David took it into the city, and the poet is punningly taking the chariot of Abinadab to be the “chariot of my noble people” (ammi-nadib). Verse 13 speaks, many commentators agree, of a twisting dance, reminiscent of David’s dance before the ark. Here, it seems, the bride joins in the dance; she is no Michal, “looking down” (cf. Song of Songs 6:10) contemptuously from a window.
Shulammite, used only here, might also fit. LaCocque sees a link with Abishag the Shunammite, the beautiful young woman who is unable to arouse the cold, dying, impotent king. Solomon describes a Shulammite that arouses a king, that transforms the implicit David of the poem again into a whirl of energy.
Convincing? Maybe not, but it’s the best effort I’ve come across to make sense of the passage.
Mede mogelijk dankzij